Nieuwsbericht

‘Je bent er niet met een vlotte babbel, daar doe je het vak mee tekort’

7 maart 2024 | 6 minuten lezen

Sociaal werker: een vak om trots op te zijn. Een vak dat vraagt om een mix van professionals met ervaring en wetenschappelijke kennis, zeggen Lex Staal, directeur-bestuurder van Sociaal Werk Nederland en lector Sociale Veerkracht Mariël van Pelt. Een gesprek over professionalisering, innovatie en de weerbarstige praktijk.

Social Work Needs Masters, luidt de veelzeggende titel van het proefschrift van Mariël van Pelt. Eind vorig jaar promoveerde ze aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. In haar onderzoek duikt ze in de professionaliteit van de sociaal werker. Een actueel onderwerp dat ook Lex Staal aan het hart gaat. Sociaal werkers zijn in zijn ogen nog te bescheiden over hun professie. Ze vinden het niet zo bijzonder wat ze doen, schuiven veel liever een bewoner naar voren. Juist in die contacten zit het vakmanschap. “De academisering doet veel met de statuur van het vak. Dat is hard nodig. Een mix van verschillende professionals maakt een team beter. Mensen met een masteropleiding, een hbo- of mbo-opleiding, ervaringsdeskundigen. Die gelaagdheid is belangrijk. Veel van onze leden stellen hun teams zo heel bewust samen, zoals ContourdeTwern en Dynamo in Amsterdam.”

Er zijn twee opvallende tendensen. Aan de ene kant is er sprake van academisering van het sociaal werk. Er zijn meer onderzoekers, meer hoogleraren en masteropleidingen. Maar aan de andere kant draagt het werkveld ook uit dat iedereen met een goede houding eigenlijk wel sociaal werker kan worden.

Mariël van Pelt: “Dat idee is vrij hardnekkig in het sociaal werk. Alsof het alleen maar om de relationele vaardigheden gaat. Natuurlijk is dat een belangrijke basis; als je geen vertrouwen kunt wekken bij bewoners dan gaat de rest ook niet lukken. Maar alleen daarmee kom je er niet. Dan doen we het vak en sociaal werkers echt tekort.”

Lex Staal: “Die grondhouding dat iedereen in deze wereld sociaal werker kan zijn, dat is natuurlijk onzin. Er is ook een groot verschil tussen een mantelzorger en een verpleegkundige. Wat ik echt schadelijk vind, is dat onze opdrachtgevers, de gemeenten, hier soms ook in meegaan. ‘Waarom zouden we professionele krachten inkopen, het kan toch ook prima met vrijwilligers in die wijk?’”

“We moeten niet vergeten dat door de krapte op de arbeidsmarkt door werkgevers soms noodgedwongen ook aan de functie-eisen wordt gemorreld. Dat is niet goed. De kracht van sociaal werkers is juist dat ze op zoveel levensterreinen inzetbaar zijn. We moeten dat als sector ook uitdragen. Ik was onlangs in Glasgow en daar stelde iemand zich voor als ‘the senior social worker’. Die trots gun ik sociaal werkers hier ook.”

Mariël van Pelt: “De tv-serie ‘100 dagen in de vergeten wijk’ liet goed zien dat sociaal werk een echt vak is. Je bent er niet met enkel een vlotte babbel en een luisterend oor. Een belangrijke boodschap ook richting andere professionals. Sociaal werkers werken in de aanpak van allerlei vraagstukken veel samen. Dan is het cruciaal dat jij als sociaal werker wat toe te voegen hebt, dat je wat meebrengt aan de tafel. Daarvoor moet je jouw eigen discipline wel goed in de vingers hebben. Anders is het risico groot dat je niet gehoord wordt. Het is zaak om het eigen vak met kennis van zaken goed naar voren te brengen.”

Het is zaak om je eigen vak als sociaal werker met kennis van zaken goed naar voren te brengen

Wat is de rol van werkgevers én de gemeenten als opdrachtgever in die verdere professionalisering van het vak?

Mariël van Pelt: “Ik ben blij met het nieuwe beroepsprofiel en het nieuwe functiehuis, waarin ook niveau zeven en acht onderscheiden worden. Dat helpt zeker. Het zou ook helpen als werkgevers medewerkers stimuleren om een masteropleiding te volgen. Dat houdt ook in dat ze daar ruimte en tijd voor vrij moeten maken en dat vraagt tegelijkertijd ook om functies en taken op dat niveau. Wat ik nu regelmatig zie gebeuren, is dat mensen laaiend enthousiast een masteropleiding gaan volgen, maar dat ze vervolgens al die opgedane kennis en competenties in het werk niet kwijt kunnen. En dan vertrekken ze.”

“Maar het gaat niet alleen om het creëren van nieuwe functies. Veel heeft ook te maken met de kenniscultuur binnen deze organisaties. Zaken als intervisie, supervisie, casuïstiek besprekingen zijn de afgelopen jaren wegbezuinigd. Een masteropgeleide sociaal werker kan bijvoorbeeld helpen casuïstiek uitdiepen, nieuwe kennis inbrengen.”

Heeft de sociaal werker in de praktijk te weinig aandacht voor ontwikkelingen in het vak?

Lex Staal: “Dat kan in onze sector zeker beter, maar ik zie goede ontwikkelingen op dit terrein. Ik zie een andere professional dan tien jaar geleden. Er is meer aandacht voor bijscholing. Er zit ook meer mobiliteit in die arbeidsmarkt, je werkt niet meer honderd jaar in dezelfde gemeente, er kan een aanbesteding komen. Hoe blijf ik een aantrekkelijke werknemer?”

“We hebben als sector twee grote uitdagingen. We hebben als Sociaal Werk Nederland zo’n 500 leden, daarvan is zestig procent klein tot zeer klein, met minder dan twintig medewerkers, inclusief directeur. Dat is in feite een operationeel team. Daarnaast zit de financiering van onze sector al zeker vijf, zes jaar op hetzelfde volume, dat betekent dus dat we achteruit kachelen. Dat er geen capaciteit meer is voor een goede beleidsfunctie, voor intervisie, terwijl die behoefte er echt is.”

Mariël van Pelt: “Daar ligt ook een duidelijke opdracht voor gemeenten en de landelijke overheid. Die willen kwalitatief goed sociaal werk inkopen, er zijn bijvoorbeeld hoge verwachtingen van de sociale basis onder andere vanwege zorgpreventie. Daar moet voor betaald worden en daar kunnen eisen aan worden gesteld. Denk aan geregistreerde professionals, het kwaliteitslabel voor organisaties, ruimte voor bijscholing. Je kunt die kwaliteit niet verwachten zonder dat er substantieel met geld wordt geschoven van zorg naar welzijn."

Lex Staal: “Ja, er moet zeker meer geld bij, maar ik pleit vooral ook voor meer bewustwording. Bewustwording dat dit een vak is, dat wij staan voor kwaliteit. Bestuurders van sociaalwerkorganisaties moeten dat bij contractonderhandelingen steviger in durven brengen. Iedereen heeft hier z’n verantwoordelijkheid in.”

Zijn er organisaties die hier al een oplossing voor hebben gevonden?

Lex Staal: “Een positieve ontwikkeling is dat organisaties elkaar meer gaan opzoeken, zij fuseren of zoeken andere manieren van samenwerking, zoals Lentl, Samenso en Welzijnsgroep Parkstad Limburg. Met een gemeenschappelijk kantoor: de plek voor onderzoek en innovatie, voor kwaliteitsbeleid en impactmetingen. Daar komt dan ook een ander soort medewerker op af en dat biedt doorstroommogelijkheden voor collega’s.”

De academisering van het vak is ook nodig om tot innovatie te komen?

Mariël van Pelt: “Met alle maatschappelijke uitdagingen die op ons afkomen, hebben we die sociale innovatie en praktijkverbetering heel hard nodig. Denk aan de vergrijzing, aan de preventieslag die we proberen te maken om de zorg betaalbaar te houden. Daarom is een gemengd team zo belangrijk. Je hebt mensen nodig die met een lastige straat aan de slag gaan, maar je moet ook iemand in het team hebben die praktijken kan onderzoeken, wetenschappelijke kennis inbrengt en nadenkt over structurele veranderingen.”

Wanneer we het over professionalisering hebben, hebben we het meteen ook over de rol van de opdrachtgever, van de gemeente. Is het sociaal werk te veel doorgeschoten in de rol van de uitvoerder?

Lex Staal: “Absoluut. Dat is begonnen met de invoering van de Wmo en de marktwerking. Tot die tijd was het welzijnswerk een voorziening in de gemeente. Natuurlijk mogen er eisen aan de impact van het werk worden gesteld, maar inmiddels schrijven gemeenten zo ongeveer voor wát het sociaal werk moet doen en hóe. Welzijnsorganisaties zijn bijna een verzelfstandigde afdeling van het gemeentehuis geworden. Dat is zorgelijk. Met als gevolg dat veel sociaalwerkorganisaties denken: ‘We moeten ons een beetje gedeisd houden, anders koopt de gemeente niet meer in.’”

Mariël van Pelt: “Om als organisatie maar overeind te blijven, wordt vervolgens te vaak ingestemd met onhaalbare doelstellingen. Worden beloftes gedaan om bepaalde maatschappelijke opgaven op te lossen, maar dat kan het sociaal werk helemaal niet alleen en zeker niet onder dat soort condities.”

Lex Staal: “Onze sector heeft daar eigenlijk te veel naar geluisterd, is te lang stil gebleven.”

Belangrijk is dat sociaalwerkorganisaties de tijd en het vertrouwen krijgen om te doen wat nodig is in de wijk

Dit alles leidt ook niet tot een kritische houding van sociaal werkers.

Mariël van Pelt: “Klopt, ik hoor regelmatig dat sociaal werkers te maken hebben met managers in de eigen organisatie die bang zijn te worden teruggefloten, bang om te bijten in de hand die hun voedt.”

Lex Staal: “Een heel ongezonde ontwikkeling. Dit is ook een reden waarom veel mensen onze sector verlaten. Ze zien veel frustratie in de samenleving en willen daar graag iets mee doen. Dat lukt niet, omdat óf de manager dat tegenhoudt óf de gemeente het niet wil horen. Daar lopen mensen op vast. We raken op jaarbasis net zoveel mensen kwijt als dat we aannemen.”

De kritiek op de marktwerking, op de aanbestedingen in het sociaal domein is groot. Het systeem kraakt?

Lex Staal: “Dat zien wij ook. Er zijn steeds meer gemeenten die besluiten met minder partijen te werken of die voor een langere periode aanbesteden. Dat is positief. Belangrijk is dat de sociaalwerkorganisaties de tijd en het vertrouwen krijgen om te doen wat nodig is in de wijk. Met goede afspraken over de impact. Als je weet dat je een opdracht voor slechts twee jaar hebt binnengehaald, dan ga je ook niet snel investeren in de kwaliteit van de medewerkers.”

“We zitten in de lift, maar het is nu zaak om te voorkomen dat de lift stopt. Ik zie namelijk nog steeds gemeenten die in een kramp schieten en nu alles zelf willen doen.”

Is dat erg voor een sociaal werker? Maakt het uit wie zijn of haar werkgever is?

Lex Staal: “Dat denk ik wel. De kracht van de sociaal werker is namelijk dat hij of zij tussen de burger en de overheid staat. We komen dagelijks mensen tegen die een enorm probleem met die overheid hebben. Het is heel belangrijk dat daar een sociaal werker als onafhankelijke intermediair tussen zit. We zijn geen ambtenaren.”

Interview door Jessica Maas