Blog

Volle bak voor nieuwe cao

Het was volle bak. Personeelsmedewerkers van ruim tachtig sociaalwerkorganisaties kwamen onlangs naar Utrecht voor het OPOF, het overleg voor personeelsfunctionarissen in het sociaal werk.
18 december 2018 | 2 minuten lezen

Het was volle bak. Personeelsmedewerkers van ruim tachtig sociaalwerkorganisaties kwamen onlangs naar Utrecht voor het OPOF, het overleg voor personeelsfunctionarissen in het sociaal werk. De bijeenkomst was onder andere een eerste verkenning voor de nieuwe cao. De onderhandelingen daarover starten in april 2019. Door de opkomst en de opbrengst was het een mooie opmaat om te komen tot een breed gedragen mandaat, want dat is het ultieme doel.

Ook de WAW (werkgroep arbeidsvoorwaarden welzijn) heeft inmiddels input geleverd. Bovendien gaan we vanaf volgende maand een aantal regiobijeenkomsten organiseren. Ook daar willen we van leden zelf informatie ophalen voor de nieuwe cao; houd voor de data van die bijeenkomsten onze website in de gaten.
Al die input samen moet leiden tot een advies aan het bestuur van Sociaal Werk Nederland. Mede aan de hand van dat advies wordt op een extra ALV het mandaat vastgesteld. Dit geeft de kaders weer waarbinnen onze onderhandelingsdelegatie afspraken kan maken met de bonden.

Een lastiger onderdeel in de komende onderhandelingen worden ongetwijfeld de afspraken over loonsverhogingen. De kranten staan immers bol van de berichten dat het goed gaat met de Nederlandse economie en dat zie je ook terug in de loonsverhogingen van recent gesloten cao’s. Maar in het sociaal werk zie je die bloei niet terug, integendeel. We hebben juist te maken met minder subsidie, financiële tekorten, druk op de budgetten en werken onder de kostprijs. “Het vet is echt van de botten,” hoor ik regelmatig van leden die ik hierover spreek.

Op de vraag hoe ze omgaan met toenemende kosten hoor ik dat er wordt bezuinigd op medewerkers; uiteindelijk moet er dus met minder medewerkers hetzelfde werk worden gedaan, met alle gevolgen van dien. Denk hierbij aan toenemend verzuim en werkdruk. Dat betekent minder ondersteuning, hulp en begeleiding voor bewoners die dat nodig hebben, waardoor zij uiteindelijk in duurdere zorgtrajecten terechtkomen.

Om dat tegen te gaan zullen opdrachtgevers/gemeenten reële prijzen moeten gaan betalen. Daar hebben we twee jaar geleden al flink voor gelobbyd, wat leidde tot een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die de ‘race to the bottom’ zou kunnen stoppen. Deze AMvB ‘Reële prijs Wmo 2015’ verplicht alle gemeenten om voortaan de tarieven voor Wmo-dienstverlening te onderbouwen aan de hand van parameters.

Daarnaast heeft organisatieadviesbureau Berenschot in opdracht van Sociaal Werk Nederland de handreiking Kostprijsberekeningen Sociaal Werk opgesteld. Dankzij deze handreiking kunnen sociaalwerkorganisaties zelf de kostprijzen van hun dienstverlening berekenen, zodat ze bij tariefonderhandelingen met gemeenten goed beslagen ten ijs komen.
Ook voor opdrachtgevers/gemeenten is deze handreiking van belang: ze krijgen zo een beeld van de componenten (zoals kwaliteit) waaruit kostprijzen zijn opgebouwd en welke afwegingen vervolgens moeten worden gemaakt. Want let wel: een kostprijs is niet hetzelfde als een reëel tarief.

Nogmaals: reële tarieven zijn nodig voor een reële salarisontwikkeling in de sector. Je wilt je medewerkers immers graag naar behoren belonen. Bovendien kan het de aantrekkelijkheid van de branche vergroten, en dat is nodig gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt. En last but not least: het zou de komende cao-onderhandelingen aanzienlijk kunnen vergemakkelijken.