Nieuwsbericht

Er moet méér gebeuren voor eenzame ouderen, nu en straks.

Chris Bos
25 juni 2020 | 4 minuten lezen

‘Nederland is blij met de versoepelingen, maar zeker voor ouderen kan covid-19 nog steeds fataal zijn. Hier in Brabant heeft het virus hard toegeslagen, daardoor zijn ouderen en hun familieleden nog steeds heel voorzichtig of ronduit bang. Veel kwetsbare 70-plussers zitten al maanden alleen thuis. Dat heeft gevolgen voor hun mentale veerkracht en gezondheid. Sommige zie ik echt wegkwijnen. Voor hen leiden de versoepelingen tot een schijnvrijheid en die maakt de kloof met de wereld “buiten” alleen maar groter. Voor hen moeten we echt veel meer doen, zodat ze elkaar kunnen ontmoeten en weer wat levensgeluk ervaren.’

Esther de Bie werd in 2019 genomineerd voor de titel Sociaal Werker van het Jaar. De jury roemde haar vermogen tot “collectiveren”. Maar juist dat is momenteel lastig, merkt Esther, die werkt als ouderenadviseur bij ONS welzijn in Veghel. ‘Het lijkt alsof de samenleving steeds verder open kan, maar voor een risicogroep als de zeventigplussers is dat nog lang niet zo. Zolang er geen vaccin is blijft het voor hen riskant om anderen te ontmoeten. Ze zijn bang voor besmetting, ook omdat we nu weten dat áls je een infectie overleeft het nog maanden kan duren voor je weer bent hersteld.’

Met een deel van de ouderen heeft ze nu wel online contact. Maar niet iedereen beschikt over de vaardigheden of de apparaten daarvoor. Esther de Bie: ‘Dus ik doe ook veel voordeurgesprekken, of ik spreek met iemand af op een bankje in het park. Dat is wat we onder de huidige omstandigheden voor hen kunnen doen: zorgen voor afleiding, lichtpuntjes creëren. Maar dat geeft hen geen gevoel van zelfstandigheid en zelfregie. Sterker nog: ik zie dat sommigen passief worden, gaan somberen, steeds verder wegzakken.’

Er is méér nodig
Veghel telt nogal wat kwetsbare ouderen. Esther: ‘Mensen met een klein sociaal netwerk, verminderde mobiliteit, gezondheidsproblemen, beginnende dementie, mensen met overbelaste mantelzorgers. Zij zijn voor regelmatige sociale contacten afhankelijk van wat ONS welzijn organiseert aan groepsactiviteiten en dagbesteding, is de ervaring van Esther. ‘Maar het beleid van ONS welzijn stoelt op de RIVM-richtlijnen, en terecht. Dus dat betekent: geen groepsbijeenkomsten en geen huisbezoek bij mensen die behoren tot een risicogroep. Daaronder vallen dus ook die kwetsbare 70-plussers, mijn doelgroep.’

‘Neem het Atelier Bijzonder Ontmoeten; sommige deelnemers komen er al 7 jaar, maar van de 25 kunnen er maar 4 zelfstandig naar het ontmoetingscentrum komen. Dus dat atelier gaat voorlopig niet door. Los daarvan is onze ruimte te klein voor 25 man op anderhalve meter van elkaar. Dus we zoeken we de oplossing nu in werken met kleinere groepjes. Want ja, dat atelier was voor de uitbraak al de énige plek waar ze wekelijks andere mensen konden ontmoeten en iets ontspannends doen. Dát contact, dát uitje missen ze nu al drie maanden.’

‘Ik voel echt aan alles dat we méér moeten doen, nú en vooruitkijkend: activiteiten organiseren, zorgen dat deze ouderen zich minder eenzaam en overbodig voelen. Maar hoe doe je dat op een manier die voor ouderen veilig is en veilig vóélt? Zijn de ontmoetingsruimten in onze buurthuizen coronaproof? Want stel dat we zo een tweede golf zouden veroorzaken: wie is er dan verantwoordelijk? De oudere zelf? De mantelzorger? Ikzelf? Mijn werkgever? De wethouder?’

Preventie is weggevallen
Voor een ouderenwerker hebben groepsactiviteiten ook nog een andere functie. ‘Door aanwezig te zijn hoor je wat er speelt en daar kan ik als sociaal werker op inspelen. Deze ouderen komen niet snel met vragen, maar al pratend geven ze tussen neus en lippen door wel aan waar ze behoefte aan hebben. Soms kan ik ze dan direct met iemand in contact brengen die hen ergens bij kan helpen, of ik maak een afspraak voor een vervolggesprek. Zo kun je in een vroeg stadium voorkomen dat iets kleins uitgroeit tot een groot probleem. Die preventieve functie missen we nu ook.’

En nog iets: ‘Groepsactiviteiten stimuleren ook dat ouderen nieuwe contacten opdoen; dat ze elkáár ondersteunen en buiten de activiteiten om nieuwtjes uitwisselen, ervaringen en gevoelens delen en zich minder eenzaam voelen. Zodoende worden ze minder afhankelijk van onze inbreng.’

Dat  speelt bijvoorbeeld rond rouwverwerking. Esther: ‘Honderden nabestaanden worstelen zowel nog steeds met het feit dát hun familielid of geliefde is overleden, als met de manier waaróp dat is gegaan. Ze hebben vaak geen afscheid van hen kunnen nemen, en hebben hen niet kunnen bijstaan in hun laatste uren. ONS welzijn is dan ook druk bezig om rouwgroepen op te zetten.’

Levensgeluk
Het huidige 1,5-meteraanbod is dus absoluut ontoereikend, stelt Esther de Bie. ’We zullen echt méér moeten doen. Veel meer. Dat is immers van oudsher ook precies onze rol als sociaal werker: mensen bij elkaar brengen, activiteiten opzetten, zorgen dat ze ervaringen kunnen delen en dat ze ook elkáár ondersteunen. En dat ze simpelweg ook wat levensgeluk ervaren, op welke manier dan ook.’

Dat geldt voor één-op-één-contacten, maar zeker ook voor ontmoetingsactiviteiten. ‘Hoe kun je een groep ouderen veilig in een wijkcentrum ontvangen voor een paar uur dagbesteding? Zijn simpele beschermingsmiddelen afdoende? We hebben nu van die niet-medische mondkapjes en handschoenen. Zijn we er dan als we iedereen ook nog op anderhalve meter zetten?’

Afwachten kan niet meer
Ook elders in de samenleving ontstaat wrevel over de anderhalvemeternoodzaak en de soms onduidelijkheden interpretaties ervan. ‘Maar nogmaals: als organisatie en als professional wil je absoluut niet op je geweten hebben dat ouderen besmet raken. Anderzijds: niets doen is ook geen optie.’

Talloze collega’s in Nederland worstelen met hetzelfde vraagstuk. ‘Het lijkt me handig als niet iedere sociaalwerkorganisatie dat wiel zelf hoeft uit te vinden. Sociaal Werk Nederland zou daar als brancheorganisatie het voortouw in kunnen nemen, maar ook gemeenten en het ministerie van VWS hebben daar belang bij. We kunnen 70-plussers toch niet de hele zomer binnen laten zitten? Zonder aanspraak, zonder buitenlucht,  zonder uitzicht op betere tijden?’