Nieuwsbericht

Sociaal Werk Nederland doet onderzoek: de resultaten!

8 november 2018 | 4 minuten lezen

Sociaal Werk Nederland maakt werk van innovatie. Een van de gebieden waar dat zichtbaar wordt is dat we onderzoek stimuleren en ondersteunen. In maart van dit jaar was te lezen dat Sociaal Werk Nederland aan drie universitaire masterstudenten van verschillende richtingen vroeg onderzoek te doen op het gebied van sociaal werk. Lees hier dat artikel. Inmiddels zijn de studenten klaar en hebben ze met gepaste trots hun resultaten met ons gedeeld.

Het onderzoek van Sanne Wouters
Wat was de onderzoeksvraag van je onderzoek?
Waarom en in hoeverre ervaren sociale ondernemingen en sociaalwerkorganisaties in Nederland elkaar als samenwerkingspartners en/of concurrenten en hoe verhouden deze samenwerking en concurrentie zich tot elkaar? Methode: mixed methods (combi van diepte interviews en survey)

Wat zijn de belangrijkste bevindingen van je onderzoek?
Vrijwel alle sociaal ondernemers en sociaalwerkorganisaties staan open voor samenwerking omdat ze hier de meerwaarde van in zien. Samen wordt er meer bereikt en ze zijn van mening van elkaar te kunnen leren. Concurrentie in het sociaal domein wordt als onwenselijk ervaren, en slechts een klein deel van de sociaalwerkorganisaties en sociale ondernemingen geeft dan ook aan de ander als concurrent te zien. Indirect komt er echter meer concurrentie naar boven: zowel sociaalwerkorganisaties als sociale ondernemingen zijn namelijk wel vaak van mening dat de andere partij hen als concurrent ziet. Met andere woorden, beiden partijen lijken van mening te zijn: “wij zien de ander niet als concurrent, maar zij ons wel”.

Lees hier meer resultaten van het onderzoek van Sanne Wouters

Het onderzoek van Steven Veenendaal
Het onderzoek van Steven liep niet zoals verwacht, liep vertraging op en moet misschien tot nader bericht gestaakt worden. Toch is er al zeker iets zinnigs te zeggen over de resultaten die hij tot nu toe binnen heeft.

De onderzoeksvraag van je onderzoek
Het onderzoek doet een realistische evaluatie van budgetcoaching: wat werkt voor wie en waarom? Idee van het onderzoek is dat er weinig bekend is in Nederland over de effectiviteit van financiële interventies en dat het onderzoek eraan bijdraagt om een grotere pool van kennis omtrent effectieve interventies te creëren. Het onderzoek gaat over het realistisch evalueren van de interventie budget-coaching, met aandacht voor welke aspecten van de interventie werken, in welke context en voor wie. 

Wat zijn de belangrijkste bevindingen van het onderzoek?
Wat blijkt is dat coaching werkt volgens de coaches, op basis van de principes die ik getest hebt. Zij herkennen de uitgangspunten van de methode waarmee ze werken en hoe dit terug te zien is bij cliënten in de praktijk en kunnen daarbij voorbeelden geven. Vanuit de cliënten blijkt het echter minder, maar dat kan aan een aantal dingen liggen. Coaching kan op meerdere manieren toegepast worden, bijvoorbeeld in combinatie met andere trajecten zoals budgetbeheer waarbij de financiële administratie (zo goed als) volledig wordt overgenomen, of aan het einde van een schuldsaneringstraject waarbij doormiddel van coaching meer naar financiële zelfstandigheid wordt toegewerkt. De meeste cliënten die ik daar gesproken heb hadden een combinatie van budgetcoaching en budgetbeheer, dus die combinatie is de enige waar ik echt uitspraken over kan doen. Ik testte of een aantal hypotheses klopte volgens de respondenten, bijv.:

Wanneer mensen door een onvoorziene gebeurtenis in de schulden schieten (context), wordt de mogelijkheid om helder te blijven denken kleiner en door extreme stress zijn zij minder in staat om logisch te beredeneren over de keuzes die zij maken (mechanisme), wat als gevolg heeft dat individuen slechte keuzes maken op basis van korte termijn behoeften die schulden verergeren (regelmatigheid). Wanneer de situatie omtrent de schulden is gestabiliseerd, kan de budgetcoach doormiddel van gesprekken een proces van anticiperen op gang brengen. Door mensen na te laten denken over of een korte termijn behoefte belangrijker is dan een lange termijn behoefte, gaan mensen andere financiële keuzes maken om hun welzijn te bevorderen, met als gevolg dat er een buffer wordt opgebouwd voor onverwachtse kosten.

Lees hier meer resultaten van het onderzoek van Steven

Het onderzoek van Marieke van den Berg
De onderzoeksvraag van het onderzoek
Op welke manier zorgen gemeenten voor kwaliteit in de maatschappelijke ondersteuning? Er wordt inzicht gegeven in de manier waarop vier verschillende gemeenten antwoord geven op deze vraag

Wat zijn de belangrijkste bevindingen van het onderzoek?
Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat gemeenten op verschillende manieren sturen op de kwaliteit, maar er zijn ook overeenkomsten. De basis voor het sturen op kwaliteit is dat gemeenten basiseisen stellen in de contracten met hun aanbieders. Door middel van bestuurlijke aanbesteding maken gemeenten en aanbieders afspraken over de te leveren voorzieningen. Daarbij is de gemeente de opdrachtgever en de aanbieder de opdrachtnemer.

De basiseisen in de contracten van de inkoop voldoen aan de kwaliteitseisen die gesteld worden in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Zowel de principaal-agentrelatie als de principaal-stewardshiprelatie komen terug in de bestuurlijke aanbesteding. Wel verschilt per gemeente in hoeverre zij meer een principaal-agentrelatie hebben of meer een principaal-stewardshiprelatie hebben met de aanbieders. Er is een verschil in aansturing van de aanbieders per gemeente, waardoor gemeenten een eigen aanpak hebben om te sturen op de kwaliteit. Elke gemeente kent zijn eigen plek op het continuüm. Zo worden er per gemeente keuzes gemaakt over welke basiseisen de gemeente stelt aan de aanbieder als de aanbieder maatschappelijke ondersteuning wil bieden aan de inwoners.

Bij het sluiten van een contract stelt de ene gemeente eisen aan certificering, opleidingseisen en een VOG, terwijl de andere gemeente dit niet als basis eis heeft opgesteld. Ook worden er verschillende keuzes gemaakt in de controlerende instrumenten en evaluatieve instrumenten. De ene gemeente heeft vaker gesprekken met aanbieders dan de andere gemeente en elke gemeente heeft zo zijn eigen instrumenten om te sturen op de kwaliteit. De reden dat elke gemeente zelf eigen methoden en instrumenten heeft, is dat zij bewust kiezen voor het vertellen van het verhaal en dat graag op een manier doen die bij de gemeente past. Doordat gemeenten eigen keuzes maken om te sturen op kwaliteit, bedenken zij de instrumenten en evalueren ze de instrumenten die ze gebruiken. Vandaar dat elke gemeente verschillende methoden gebruikt om te sturen op de kwaliteit. Om de verschillen duidelijk te maken wordt er per gemeente de manier van sturen op kwaliteit beschreven.

Lees hier meer resultaten van het onderzoek van Marieke