Blog

Kan de politiek het veld nog wel bijbenen?

15 november 2023 | 3 minuten lezen

Nederlanders vinden zorg één van de belangrijkste thema’s, maar in de verkiezingscampagne speelt het nauwelijks een rol. Pas de afgelopen dagen worden politici uitgedaagd om zich daarover meer uit te spreken. Zo was op maandag 13 november Het Grote Zorgdebat, georganiseerd door brancheorganisaties in de zorg. Met 1.500 man in een volle zaal en acht politici op het podium ging het debat over preventie, vergrijzing, de arbeidsmarkt en het recht op zorg. Wie verwachtte dat de vonken er vanaf zouden vliegen, werd teleurgesteld. De politici bereden vooral hun eigen stokpaardjes en spraken elkaar niet scherp aan. Uitzondering was Fleur Agema van de PVV, zij was ook de enige met langdurige ervaring in de Kamer. Verder vooral veel nieuwe gezichten, zoals ook elders in de politiek.

Wat tijdens de avond vooral opviel was het gebrek aan politieke ambitie en visie op wat er in zorg en gezondheid moet gebeuren. En bij allen is de zorg het dominante perspectief, zelfs als je kijkt naar onderwerpen als bestaanszekerheid en gezondheid. Zo kwamen de potentiële Kamerleden op het terrein van preventie niet veel verder dan leefstijlthema’s als gezond eten en stoppen met roken. PvdA/GroenLinks en de SP benoemden uiteindelijk ook bestaanszekerheid (in de smalle zin van inkomen) en fatsoenlijk wonen. Maar toen puntje bij paaltje kwam, was er op het podium geen meerderheid te vinden om gezondheidsdoelen wettelijk te verankeren.

Ook op het terrein van de arbeidsmarkt was er weinig nieuws onder de zon. In een zaal die voor driekwart was gevuld met zorgprofessionals en vakbondsmensen, was het bepleiten van hogere salarissen snel scoren. Over de financiering hiervan bleef het stil. Thema’s als het tegengaan van marktwerking, bureaucratie en schijn-zzp’ers werden geraakt, maar niet uitgediept.

Iets kritischer ten opzichte van elkaar werden de toekomstige Kamerleden over het begrip ‘passende zorg’. Wie bepaalt eigenlijk wat passend is? Moeten er scherpe keuzes worden gemaakt over wat wel of niet wordt vergoed, en voor hoe lang? De huidige coalitiepartners vonden dat keuzes op basis van vertrouwen moeten worden gemaakt, waarmee ze bedoelen: de arts en de patiënt maken samen die keuze. Daar kwam de oppositie zowel vanaf links als rechts tegen in verweer: het basispakket moet überhaupt uitgebreid en het eigen risico afgeschaft. Gevraagd naar kostendekking had weer niemand een antwoord, behalve PvdA/GroenLinks die ervan uitging dat dit wel vanuit verhoogde belastingen zou kunnen.

Het ontbreken van een heldere en vernieuwende visie op zorg en ondersteuning is zorgwekkend

Het laatste thema was de vergrijzing. Wie moet de gevolgen en dus de kosten vooral dragen: de samenleving of het individu? De aanstaande Tweede Kamer wil hierover een maatschappelijk debat starten: praat vandaag over morgen. Want je voorbereiden op je oude dag is een verantwoordelijkheid van iedereen. De huidige coalitiepartners verdedigden het WOZO-beleid van langer thuis wonen en de inzet van technologie. De overige partijen willen betere verpleeghuizen en een terugkeer van de verzorgingshuizen. Iedereen wil meer aandacht voor de mantelzorger: de ChristenUnie kwam zelfs met een initiatiefwet voor twee maanden per jaar betaald mantelzorgverlof.

Wie hoopte als betrokkene in de wereld van zorg en welzijn beter geïnformeerd te zijn over de politieke ambities en misschien ook zijn stemgedrag daarop wilde baseren, liep met lege handen naar buiten. Al met al hebben we niet echt veel nieuws gehoord. Natuurlijk zaten hier niet de grote lijsttrekkers en houdt men het kruit droog tot na de verkiezingen. Toch is het ontbreken van een heldere en vernieuwende visie op zorg en ondersteuning, met een solide financiële dekking, zorgwekkend. Want dit zijn toch de toekomstige leden van de vaste commissie zorg en welzijn.

Een jaar geleden is het Integraal Zorg Akkoord (IZA) getekend en zowel aan de landelijke beleidstafels als regionaal zijn partijen met elkaar op weg. Sommige regio’s gaan hard, andere hebben meer tijd nodig. Maar er ontstaat steeds meer een beeld dat we elkaar in zorg en sociaal werk nodig hebben om de beoogde transitie van medisch naar sociaal domein te doen slagen. We weten ook steeds beter waar het schuurt. Ouderenzorg, ggz en huisartsen geven inmiddels bij VWS aan dat ze graag langjarige afspraken met sociaalwerkorganisaties willen maken, maar dat dit knelt omdat sociaal werk elk jaar zijn tarieven op ruim driehonderd plekken met gemeenten moet uitonderhandelen.

Wat nodig is, is stabiliteit en continuïteit: een wettelijke voorziening voor sociaal werk in alle gemeenten en ontschotting tussen de Zorgverzekeringswet, de Wlz en de Wmo. Het veld wil het, de ambtenaren begrijpen het. Alleen de politiek heeft er nog weinig oog voor: daar hebben we nog echt wat te doen met elkaar. Want afgelopen maandag had de zaal het in de nagesprekken nog lang over bestaanszekerheid, sociaal werk en veiligheid en leefbaarheid in de wijk. Maar op het podium bleef het hierover oorverdovend stil.