Nieuwsbericht

Sociaal werkers en beeldbellen: een verschraling of juist een verrijking van je repertoire?

Chris Bos
17 september 2020 | 3 minuten lezen

“Sociaal werkers hebben zorgen over meer beeldbellen”. Dat was de uitdagende kop boven een artikel van Evelien Vos in het augustusnummer van Sociale Vraagstukken. Verrassend, want voor veel sociaal werkers was beeldbellen toch juist een geschikte manier om contact te houden met cliënten binnen een anderhalvemetersamenleving?

In het artikel komen de twee onderzoekers aan het woord die zijn betrokken bij het onderzoek waarop die kop is gebaseerd. Ines Schell-Kiehl (Saxion) en Evert van Rest (Movisie) belichten de uitkomsten die soms tegenstrijdig lijken. Evelien Vos schrijft:

“… een aantal zaken valt op: het beeldbellen is sterk toegenomen (van 0,5% van de totale contacttijd met cliënten voor coronatijd tot 20% tijdens coronatijd) en de face-to-face-contacttijd met cliënten is sterk gedaald (van 55% naar 12%).
Opmerkelijk is dat dit de meeste sociaal werkers niet helemaal lekker zit, want 64% van de respondenten vindt de wijzigingen in de vormen van contact problematisch. Waarom vinden zij dat?

Schell-Kiehl: ‘Een aantal geeft aan dat zij de non-verbale communicatie en het waarnemen van de context misen en dat het moeilijker is om een nieuw contact op te bouwen. Verder noemt een aantal respondenten dat zij vrezen dat zorgmijders zich nog verder aan de zorg zullen onttrekken en dat het contact met digibeten en mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen nog lastiger wordt.’

Verschillende handelingsopties
Evelien Vos vervolgt: “Het is overigens opvallend dat de respondenten die, ook in coronatijd, een deel van hun afspraken face-to-face hebben weten te organiseren, zich minder zorgen maken. Wellicht vond deze groep het gemakkelijker om in te schatten welke contactvorm noodzakelijk was en heeft zij vervolgens creatieve oplossingen gevonden om in een aantal gevallen face-to-face-ontmoetingen mogelijk te maken. Denk aan een wandeling in het park, op afstand samen komen op straat of een gesprekje via het raam.’

Tegelijkertijd zegt 82% van de sociaal werkers haar opdracht ook tijdens coronatijd te vervullen en is het gemiddelde oordeel over het nut van de inzet van techniek in het sociaal werk positief.

Van Rest: ‘Dat zo’n hoog percentage openstaat voor techniek is positief. Het is onzeker of we in de toekomst weer met een lockdown te maken zullen krijgen en los daarvan is het altijd goed om verschillende handelingsopties te hebben; cliënten kunnen dan kiezen welk kanaal voor hen prettig is en krijgen daardoor meer regie over het proces. De volgende stap is dat professionals zich, met hulp van hun organisaties, verder in het gebruik van deze technieken kunnen bekwamen.’

Beeldbellen is aanvullend, niet vervangend
De onderzoeksresultaten prikkelden ook Johan Huttinga, adviseur preventie bij Sociaal Werk Nederland. ‘We hebben de kwestie voorgelegd aan Christa Nieuwboer, omdat we samen met haar juist de Expeditie Sociale technologie hebben opgetuigd. Onder het motto: Digitaal vakmanschap ontwikkelen is een kernopdracht voor sociaal werk.

Christa Nieuwboer: ‘Het onderzoek laat zien dat er onder sociaal werkers nog veel koudwatervrees is over het gebruik van technieken voor contact op afstand. Tegelijkertijd hebben velen er tijdens de lockdown de eerste ervaringen mee opgedaan – en die laten een aantal zaken zien die opgelost kunnen worden. De belangrijkste is dat de inzet van contact op afstand (via technieken als beeldbellen) aanvullend is op andere vormen van contact – en niet vervangend. Om goed te kunnen blijven aansluiten op waar mensen informatie en steun zoeken móeten we de dienstverlening van het sociaal werk hervormen.’

Ook daarom is verdere professionalisering belangrijk, stelt Nieuwboer. ‘Er zijn drie niveaus van bekwaamheid: ten eerste de technische aspecten van bijvoorbeeld beeldbellen, ten tweede het niveau van tips en trucs om die technieken in te zetten om goed contact te maken, en tot slot het methodisch werken met online hulpverlening. Als beroepsgroep zijn we pas bij het eerste niveau! En daarom is het ook zo belangrijk dat uit dit onderzoek ook blijkt dat het inzetten van deze technieken geen individuele keuze of afweging van de professional mag zijn; nee, het moet door de organisatie goed gefaciliteerd worden! In hardware, software én scholing. ‘

Anders gezegd: ‘Het gereedschap is zo goed als de vakman die het hanteert: het is tijd voor het ontwikkelen van digitaal vakmanschap. Dit onderzoek zou over vijf jaar nog eens herhaald moeten worden. Laten we er samen voor zorgen dat we dan een grote stap verder zijn.’