Nieuwsbericht

Toekomstbestendige arbeidsmarkt omvat zorg én welzijn

19 september 2022 | 4 minuten lezen

Actie is geboden om op de korte en lange termijn voldoende goed personeel te hebben. Dit geldt zowel voor zorg en welzijn in de breedte, als specifiek voor de sector sociaal werk. Zowel in de werving als het behoud van professionals is samenwerking, een brede blik en creativiteit nodig. Het VWS-programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) lijkt ons hierin vooralsnog weinig toegevoegde waarde te bieden.

Vrijwel alle branches in Nederland zuchten onder een nijpend personeelstekort. Dit geldt ook voor de sector sociaal werk, waar op dit moment zo’n 55.500 medewerkers en 10.000 zelfstandigen werkzaam zijn. Uit de arbeidsmarktpeiling van Sociaal werk werkt! van maart 2022 blijkt dat de helft van de organisaties verwacht meer menskracht nodig te hebben. Intussen groeit het tekort. In prognoses van onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) voor de periode 2022-2031 is sprake van bijna een vervijfvoudiging van het aantal benodigde werknemers, van 600 sociaal werkers in 2022 naar 2.800 sociaal werkers in 2031. Maar de pijn is nu al voelbaar. Zo is het aantal openstaande vacatures in het afgelopen jaar verdubbeld en zijn bijvoorbeeld jongeren- en kinderwerkers en opbouwwerkers al heel lastig te vinden.

De nood is hoog
Het groeiend tekort aan sociaal werkers is een risico voor onze branche maar zeker ook voor de samenleving. Want een solide basis met voldoende goede sociaal werkers in wijken en buurten is nodig om de vele maatschappelijke uitdagingen te helpen adresseren. Herstel van vertrouwen en laagdrempelige hulp in je buurt, vraagt om meer ondersteuning rond dagelijks functioneren. Sociaal werkers kunnen als geen ander mensen bereiken, betrekken, activeren en verbinden. Zij blijken zo bovendien ook bij te dragen aan een lagere ‘zorgconsumptie’, met een gunstig effect op de arbeidsmarkt in de breedte: geschat wordt dat we 40.000 zorgmedewerkers minder nodig hebben als we investeren in preventie. En dat is hard nodig, want de cijfers liegen er niet om. In zorg en welzijn wordt volgens AZW in 2031 een tekort voorzien van zo’n 140.000 werknemers. Als we zorg en welzijn op dezelfde wijze blijven organiseren, zijn er maar liefst 700.000 werknemers extra nodig, becijferde de SER in het advies Aan de slag voor de zorg (mei 2021). Dit zou betekenen dat in de toekomst één op de drie werknemers werkzaam moet zijn in zorg en welzijn; dat is natuurlijk niet reëel. Ook onderzoek van ABF laat zien dat de preventieve werking van het sociaal werk kan bijdragen aan het verminderen van personeelstekorten in de zorg. Actie is dus geboden.

Visie vanuit TAZ sluit nog niet aan
Het arbeidsmarktprobleem is veelomvattend en niet ‘zomaar’ even op te lossen. Als we focussen op de problematiek in de zorg en het sociaal domein dan is een sectoroverstijgende visie en aanpak essentieel. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in de aanloop naar Prinsjesdag een overlegtraject georganiseerd om te komen tot een programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg (TAZ) (zie Hoofdlijnenbrief mei 2022). In dit traject zijn diverse brancheorganisaties (waaronder Sociaal Werk Nederland), beroepsverenigingen en vakbonden betrokken. Vanaf de start van dit traject merkten we op dat de focus teveel lag op de zorg en er te weinig aandacht was voor de plek van sociaal werk in het geheel. Het sociaal werk heeft een eigenstandige en unieke waarde en functie die los staat van de zorg, maar die wel positieve effecten heeft zoals het voorkomen van zorggebruik en andere vormen van (dure) ondersteuning. Daarnaast kan sociaal werk met de juiste begeleiding mensen (opnieuw) leiden naar de arbeidsmarkt. De uitwerking van de speerpunten van TAZ komt nog niet tegemoet aan het vooraf geformuleerde doel en de noodzaak om zorg en welzijn in samenhang anders te organiseren. Daarnaast sluit de uitwerking in onze beleving niet aan op de urgentie van het vraagstuk – wat moet er nu nog verkend en onderzocht worden voordat we aan de slag kunnen? Om die reden hebben wij aangegeven ons vooralsnog niet aan deze uitwerking te committeren. We trekken hierin samen op met de vereniging Brancheorganisaties Zorg (BoZ), waarin ActiZ, de Nederlandse ggz, NFU, NVZ en VGN samenwerken.

Onbenut arbeidspotentieel benutten
Als sector hoeven we intussen uiteraard niet stil te zitten en af te wachten. We moeten met elkaar en met partners aan de slag om de branche aantrekkelijk te maken en houden, daarbij creatief te werk gaan en alle opties serieus overwegen. Denk aan de oplossingsrichtingen van werkgeversvereniging AWVN en VNO-NCW/MKB, zoals ‘meer uren werken’ stimuleren en onbenut arbeidspotentieel benutten. Dat betekent voor onze branche onder andere dat we meer perspectief creëren voor mbo-en hbo-studenten, maar ook kijken naar de mogelijkheden voor vmbo’ers, ervaringsdeskundigen en migranten. Ook kunnen we begaanbare trajecten creëren voor zij-instromers. Dit vraagt ook om andere vormen van opleiden in praktijk.

Behoud met een brede blik
We moeten daarnaast blijven investeren in het behoud van onze sociaal werkers, want de uitstroom is groot. Een belangrijke reden hiervoor is dat professionals aangeven te weinig ontwikkelmogelijkheden te zien. Het stimuleren van ontwikkeling en een ‘leven lang leren’ is dus cruciaal. Om resultaten te boeken, is samenwerking nodig. Bijvoorbeeld met vakbonden binnen het Platform Arbeidsmarkt Sociaal Werk waar de focus nog meer op dit vraagstuk moet komen te liggen. En met beroepsopleidingen, niet alleen om een aantrekkelijk en reëel beeld van onze sector neer te zetten, maar ook om verdwenen expertise en kennis over onder meer het opbouwwerk weer terug te brengen in het onderwijs. Samen met leden, opleidingen en partners als Krachtproef en beroepsverenigingen moeten we werken aan ontwikkel- en opleidingstrajecten in de praktijk. Deze trajecten vereisen ook een ruimere blik en groter bewustzijn van de branche op de meerwaarde van mbo- en anders opgeleiden.

Lees in dit kader ook het Trouw-artikel De hbo’isering van Nederland is doorgeslagen van 1 september jl., met reacties van o.a. Hans Roskam van stichting Welzijn Capelle en Edwin Luttik namens Sociaal Werk Nederland.