Nieuwsbericht

Kinderwerk is hard nodig om ‘overerving’ van armoede en laaggeletterdheid te doorbreken.

Chris Bos
2 maart 2021 | 4 minuten lezen

‘Want bedenk wel: de problemen beginnen vaak niet bij de kinderen zélf maar al bij hun grootouders of overgrootouders. In sommige families zijn bijvoorbeeld verslaving, armoede of laaggeletterdheid generaties lang een constante factor. Als je die “overerving” wilt doorbreken moet je daar als samenleving een andere keten tegenover stellen: van peuterspeelzaalwerk, via kinderwerk, naar jongerenwerk; steeds in nauwe samenwerking met relevante partners.’

Els Spraakman, teamleider Kinderwerk bij De Schoor Welzijn in Almere is een warm pleitbezorger van kinderwerk. ‘Onze missie is om het jongerenwerk overbodig te maken, zeg ik wel eens. Dat kan natuurlijk niet, maar ik vind wel dat je niet vroeg genoeg kunt beginnen met het inlopen en voorkómen van achterstanden.’
In Almere heeft dat uitgangspunt al aardig wortel geschoten. ‘Met een kleine veertig kinderwerkers zijn we actief op 12 van de 13 brede basisscholen/IKC’s in Almere.’

Dat heeft ook te maken met het convenant dat onderwijs, welzijn en kinderopvang in Almere hebben gesloten. Daarin hebben ze vastgelegd om stelselmatig samen op te trekken. ‘Ik vertegenwoordig het kinderwerk in de MT’s van al die twaalf scholen. Als team kijken we naar vragen als: wat willen we met deze kinderen, wat zijn onze doelen, wat vinden we hier op school nu het allerbelangrijkste? Bijvoorbeeld woordenschat, taalontwikkeling. Dan letten onze kinderopbouwwerkers daar ook op bij het ontwikkelen van nieuwe activiteiten, zowel op school als in de wijk. In samenspraak met de docenten zorgen ze dat juist de kinderen die de betreffende activiteiten het hardst nodig hebben er ook naartoe komen. Zeker de kinderen die nooit iets hebben na school; geen bso, geen muziekles, geen voetbaltraining. En dat zijn er hier heel wat.’

Huiskamers
Een bijzondere voorziening vormen bovendien de vier huiskamers van de wijk die De Schoor speciaal heeft opgezet voor kinderen van 4 tot 12 die thuis niet de aandacht krijgen die ze nodig hebben. Els Spraakman: ‘We zagen dat in Almere heel veel kinderen voor, tussen en na schooltijden verloren rondhingen. Die wilden we van ’s morgens vroeg tot etenstijd een veilige plek bieden. In de wandelgang hebben we het dan ook over “dagarrangementen”, al is dat eigenlijk niet zo’n gelukkige naam. Hoe dan ook: het is bedoeld voor kinderen die om uiteenlopende redenen niet naar de reguliere buitenschoolse opvang kunnen. Omdat er thuis geen geld voor is of omdat ze in een heel complexe situatie opgroeien. Ze worden bij ons aangemeld door onder meer hun ouders, school, de ggd, jeugd-ggz, of de wijkagent. Er is geen vrije inloop; na aanmelding houdt de coördinator altijd een intakegesprek met de ouders en het kind. Met als hamvraag: wat wil je bij ons leren? En dan gaat het niet zozeer om taal of rekenen, maar sociale vaardigheden als minder snel boos worden, vriendjes maken, of samenwerken. Tussen neus en lippen door werken de kinderwerkers bovendien aan thema’s als “gezond leven” en “hoe ga je om met geld”.’

Handvatten
In de grootste huiskamer van de wijk hebben dagelijks 70 kinderen een plek. Die komen niet allemaal evenveel dagen in de week; in totaal staan er 140 kinderen op de lijst. En er staat nog een flink aantal op de wachtlijst. Op de andere drie locaties gaat het om pakweg 20 kinderen.
De crux van het werk? ‘De kinderwerkers bieden hen een vertrouwde omgeving en allerlei activiteiten. Die activiteiten zijn geen doel op zich maar ook een middel om kennis op te doen en aan tal van vaardigheden te werken. Kinderwerkers geven hen de handvatten om uit te groeien tot volwassenen die hun weg weten te vinden in de samenleving.’

Ook ouders profiteren
Anno 2021 werken de jeugdwerkers van De Schoor nauw samen met de jeugdhulpverlening. ‘Zij zien ons inmiddels als een essentiële preventieve schakel in het jeugddomein. Ze zien ons niet meer als organisatoren van naschoolse sportactiviteiten en de kinderdisco, maar als professionals die interventies plegen waarmee ze voorkomen dat bepaalde kinderen in de reguliere hulpverlening terechtkomen. De waarde van dat werk is lastig uit te drukken in harde cijfers of klinkende munt, maar die blijkt bijna dagelijks uit ervaringsverhalen. We kunnen het niet méten maar wel mérken.’

En dat heeft niet alleen effect op de kinderen. ‘Regelmatig zie je dat ouders de extra tijd die ze krijgen gebruiken om te gaan sporten, een opleiding te doen, werk te zoeken. Dankzijn het kinderwerk waait er dan een frisse wind door het gezin, waardoor de stress in huis afneemt en de meerwaarde van kinderwerk niet beperkt blijft tot dat ene kind.’

Sinds de virusuitbraak en de lockdowns zijn de kinderopbouwwerkers bij de noodopvang aan de slag gegaan. De dagarrangementen zijn doorgegaan in aangepaste vorm, dus met kleinere groepen. ‘De belangrijkste opgave is nu om de allerkwetsbaarste kinderen niet uit het oog verliezen. Omdat we de doelgroep goed kennen, kunnen we snel schakelen en hun ouders erbij betrekken.’

Aanbevolen: meerjarige contracten
De meerwaarde van goed kinder- en jongerenwerk voor de Almeerse samenleving wordt inmiddels breed onderkend. Els Spraakman: ‘We werken hier al heel lang en we hebben ons bestaansrecht bewezen.’
Dat blijkt ook uit een rapport van bureau Goed geschud dat in opdracht van de gemeente vorig jaar onderzocht hoe het kinder- en jongerenwerk erbij staat. “Sterk jongeren- en kinderbeleid is essentieel voor de gemeente Almere” concluderen de onderzoekers in dat rapport.

Goed nieuws is bovendien dat het kabinet onlangs 8,5 miljard heeft toegezegd om onderwijsachterstanden weg te werken. ‘Waar ik een deel van dat geld aan zou willen besteden? Aan de verdubbeling van het aantal huiskamers, liefst in iedere wijk één. En voor een stad als Almere is een totaal van 36 kinderwerkers natuurlijk erg weinig, ook daar is een verdubbeling meer dan welkom. Er zijn wijken waarin we nu nog niet aanwezig zijn, simpelweg omdat we onze beperkte capaciteit inzetten op de plekken waar die het hardst nodig is. Wil je echt preventief kunnen zijn, dan moet je ook daar aan de bak. Dus meer inzet, en meerjarige financiering. Dat laatste is trouwens ook een van de aanbevelingen aan de gemeente in het rapport van Goed geschud. Dat geeft professionals meer zekerheid en dat maakt het hen gemakkelijker om een langdurige vertrouwensband op te bouwen met kinderen. Ik ben er heilig van overtuigd dat hoe jonger je begint, hoe meer “winst” je kunt behalen; zowel qua welzijn en ontplooiingskansen, als financieel. Op latere leeftijd repareren is voor kinderen zélf akelig en leidt bovendien tot hogere zorgkosten.’