Nieuwsbericht

Lex Staal: 'Sociaal werk moet aangetoonde meerwaarde verzilveren’

17 juni 2020 | 4 minuten lezen

Auteur: Kees Neefjes, Verdiwel

Door de coronacrisis is de hele sociale sector in een stroomversnelling gekomen. Organisaties voor sociaal werk kwamen binnen enkele dagen al met andere manieren om hun doelgroepen te bereiken. Sociaal Werk Nederland kreeg het voor elkaar om binnen 24 uur het sociaal werk erkend te krijgen als cruciaal beroep. En in 48 uur kwam de brancheorganisatie met de VNG een garantieregeling overeen. ‘Sociaal werkers hebben laten zien dat zij present zijn in buurten en in wijken, dat zij problemen vroegtijdig signaleren, mensen aanspreken en ervoor zorgen dat problemen niet ontsporen,’ zegt Lex Staal, directeur van Sociaal Werk Nederland. ‘Inmiddels heb ik van vijf gemeenten gehoord dat ze met organisaties voor sociaal werk in gesprek willen over de vraag: hoe voorkomen we dat jullie bij nieuwe bezuinigingen kind van de rekening worden?’

Wat heeft jou persoonlijk verrast of verbaasd in de huidige coronacrisis?
‘Dat we drie maanden geleden met zijn alleen op weg waren naar het voorjaar, vakantieplannen maakten. Door de pandemie kwamen we opeens in een andere wereld terecht. In een situatie die we nooit eerder meemaakten, een intelligente lockdown.’

En wat als directeur van Sociaal Werk Nederland?
‘Dat we zo snel enkele belangrijke zaken konden regelen. Binnen 24 uur hebben we met het ministerie van VWS geregeld dat sociaal werk werd erkend als cruciaal beroep. Daarnaast wilden we ervoor zorgen dat onze leden meer regelruimte kregen.

Organisaties voor sociaal werk sluiten contracten af met hun opdrachtgevers, met name gemeenten, over prestatieverplichtingen. Door de lockdown konden groepsactiviteiten niet doorgaan, verliepen contacten met doelgroepen online of telefonisch, gingen scholen en huisartsenposten dicht, evenals een groot deel van de jeugdzorg. In die situatie gingen onze leden dus andere activiteiten verrichten dan in contracten was vastgelegd. Met de VNG kwamen we tot een garantieregeling tot en met 30 juni. Die houdt in dat als organisaties voor sociaal werk meer diensten leverden dan afgesproken, gemeenten daarvoor vergoedingen kunnen claimen bij het Rijk. Extra diensten kunnen bijvoorbeeld het gevolg zijn van het sluiten van huisartsenposten en scholen. En bepaalde doelgroepen – bijvoorbeeld ouderen of mensen met een beperking – kunnen door de lockdown extra begeleiding nodig hebben. Die garantieregeling hebben we in 48 uur tijd geregeld met de VNG en VWS, met steun van Binnenlandse Zaken. Er was een enorme welwillendheid om er samen uit te komen en die heeft mij erg verrast.

Welke lessen trek jij uit de ervaringen van de sector met hun aanpak in de coronacrisis?
‘In discussies over de sector komt vaak de vraag naar voren: wat is sociaal werk nu precies, wat voegt het toe en wat kunnen mensen zelf? Maar toen de pandemie en de lockdown ons overvielen, wisten beleidsmakers van gemeenten, de VNG en de ministeries precies in welke gaten het sociaal werk zou springen en wat er moest gebeuren! En dat gebeurde ook! In het hele land heeft het sociaal werk bewezen creatief en flexibel te zijn. Sociaal werkers kennen jongeren, ouderen en gezinnen die kwetsbaar zijn en extra aandacht nodig hebben. Ze wisten hun doelgroepen online en telefonisch te bereiken en waar nodig regelden zij face-to-face contacten. Ze hebben laten zien dat zij present zijn in buurten en in wijken, dat zij problemen vroegtijdig signaleren, mensen aanspreken en ervoor zorgen dat problemen niet ontsporen. Zo regelden ze dat eenzame mensen door vrijwilligers werden gebeld. Koppelden zij aanbod van en vraag naar praktische hulp, zoals boodschappen doen en honden uitlaten. Ze zochten jongeren op straat op en spoorden hen aan zich aan de voorzorgsmaatregelen te houden. Ze zorgden voor huiswerkplekken in wijkcentra voor kinderen en jongeren uit risicogezinnen. En waar nodig hebben zij maatschappelijk werk of jeugdzorg erbij gehaald. Waar heel Nederland zich terugtrok, bleven sociaal werkers juist op straat.’

Welke les trek je als directeur van Sociaal Werk Nederland?
‘Dat we echt een gesprekspartner zijn tussen 500 organisaties voor sociaal werk en de landelijke overheid. We hebben onze leden steeds goed van informatie kunnen voorzien en aan de overheid laten zien wat de waarde is van sociaal werk. Sociaal Werk Nederland is springlevend!’

Welke nieuwe kansen zie jij voor het sociaal werk de komende jaren dankzij haar inzet in deze pandemie?
‘De grote bedreiging vormen natuurlijk de bezuinigingen die gepaard zullen gaan met de zware economische crisis die het gevolg is van de coronacrisis. Die bedreiging moeten we omzetten in nieuwe kansen. De successen die het sociaal werk de afgelopen maanden boekte, moeten we ons niet af laten nemen. Het sociaal werk deed wat er moest gebeuren, maar liet tegelijkertijd zien wat haar meerwaarde is! Die meerwaarde moeten we bestendigen en verder uitbouwen. En daarbij hebben we elkaar hard nodig. De preventieve functie met name. Veel organisaties hebben een inhaalslag gemaakt in de digitalisering. Daar moeten we ook als sector verder mee gaan. En sociaal werk heeft de afgelopen maanden overtuigend haar innovatiekracht laten zien. Dat biedt nieuwe kansen. Van verschillende leden heb ik gehoord dat ze de komende tijd niet willen bezuinigen op sociaal werk. De tijd is nu rijp om de slag naar preventie te maken.’

De media berichten over een zware economische crisis en gemeentelijke bezuinigingen, die met name bibliotheken en wijkcentra zullen treffen. Laten gemeenten zich overtuigen van het belang van sociaal werk als ze met grote financiële tekorten worstelen?
‘Inmiddels heb ik van vijf gemeenten gehoord dat ze met organisaties voor sociaal werk in gesprek willen over de vraag: hoe voorkomen we dat jullie bij nieuwe bezuinigingen kind van de rekening worden? Het is nog niet helemaal in kannen en kruiken; ook die gemeenten moeten nog met hun gemeenteraad de discussie aan, maar zodra er groen licht is, moeten we die voorbeelden breed delen: zo kan het ook! Hoopvol is ook dat de Tijdelijke Werkgroep Sociale Impact waarschuwt voor grote sociale gevolgen van de coronacrisis. Femke Halsema is voorzitter van die Werkgroep en Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau en Leonard Geluk van de VNG maken daar eveneens deel van uit. Zij concluderen dat de meest kwetsbare mensen het hardst door een crisis geraakt dreigen te worden. Dan hebben zij het niet alleen over een half miljoen arme gezinnen, dak- en thuislozen, laaggeletterden en mensen met een arbeidsbeperking, maar ook over zzp’ers, flexwerkers en jongeren die net op de arbeidsmarkt zijn begonnen. De Werkgroep vindt dat je níet moet bezuinigen op de onderkant van de samenleving. Een van de aanbevelingen van deze Werkgroep is dat er meer samenwerking tussen overheden nodig is en dat er lokale coalities moeten komen om die meest kwetsbare mensen te helpen. Organisaties voor sociaal werk moeten niet te bescheiden zijn. Ze kunnen naar gemeenten en andere financiers met zelfvertrouwen uitdragen wat zij de afgelopen maanden allemaal hebben bereikt.’