Nieuwsbericht

Unieke periode voor Handjehelpen: er komen meer vrijwilligers bij dan hulpvragen

Chris Bos
28 april 2020 | 3 minuten lezen

‘Dit is een unieke periode voor ons: er komen meer vrijwilligers bij dan hulpvragen. Dat heb ik in nog niet eerder meegemaakt!’ Aldus Irene Domburg, directeur van Handjehelpen. ‘Tegelijkertijd is het intensiever dan ooit om alle vrijwilligers en stagiaires te begeleiden, nu fysieke ontmoetingen tot een minimum zijn gereduceerd.’

Handjehelpen is actief in de provincies Utrecht en Noord-Holland en koppelt jaarlijks ruim 2.200 vrijwilligers en stagiaires aan mensen met een hulpvraag. Nu veel Nederlanders thuiszitten maar achter de frontlinie wel degelijk een steentje willen bijdragen, stromen de nieuwe vrijwilligers binnen. Irene Domburg: ‘Sinds de start van de lockdown hebben we al ruim 1.000 aanmeldingen gehad. ‘Een groot aantal van hen woont helemaal niet in ons werkgebied; die verwijzen we direct door naar vrijwilligersorganisaties bij hen in de buurt. Met de anderen zijn we in gesprek hoe we ze het best kunnen inzetten en sommigen zijn al aan de slag. We proberen altijd maatwerk te leveren, dus ook nu.’

Sowieso is het ook voor Handjehelpen allesbehalve business as usual. ‘We werken allemaal vanuit huis: de 32 medewerkers op kantoor en de honderden stagiaires en vrijwilligers. Over het algemeen op afstand. We doen nu veel aan ondersteuning van schoolactiviteiten. Geen huiswerkbegeleiding, maar ‘s ochtends even bellen en bijvoorbeeld de planning doornemen. Een van de nieuwe vrijwilligers werkt op een basisschool en helpt meedenken over de protocollen voor stagiaires die ouders ondersteunen bij het thuis lesgeven. En er zijn stagiaires die zelf allerlei opdrachten verzinnen, online een boek voorlezen of via de telefoon gaan yahtzeeën. Je ziet prachtige dingen ontstaan.’
Ook werd Handjehelpen vlak voor Pasen benaderd door een bloemenkweker die voor 700 orchideeën een passende bestemming zocht. ‘We hebben nieuwe vrijwilligers op pad gestuurd met een lijstje van hulpvragers bij hen in de buurt. Blije kweker, blije vrijwilligers, blije bewoners. Mooi toch?’

Mantelzorgers hebben het zwaar
Ondertussen gaat de dienstverlening gewoon door, zij het binnen de voorgeschreven anderhalvemeternorm. Irene Domburg: ‘We hebben alle hulpvragers gebeld. Hun zelfredzaamheid bleek best hoog, maar nu het wat langer duurt is er wel behoefte aan extra ondersteuning; bij circa 90% van onze hulpvragers zijn ook mantelzorgers in beeld en die hebben het soms zwaar. En eigenlijk al onze hulpvragers hebben maar een heel klein netwerk, dus nu hebben ze ook behoefte aan iemand die medicijnen ophaalt, de hond uitlaat, boodschappen doet.’

Face-to-face-contacten (met anderhalve meter afstand) vinden nog incidenteel plaats. ‘We leveren altijd maatwerk en we merken dat enkele hulpvragers het echt niet alleen volhouden. Dan wordt in overleg besloten om bijvoorbeeld samen (op afstand) te gaan wandelen. De afgelopen weken was het prachtig weer, dus dat kwam goed uit. En er zijn ook wel gezinnen waarvan we de kinderen even mee naar buiten nemen om te spelen. En gelukkig zijn de maatregelen voor deze groep inmiddels iets versoepeld. Bij twijfel beslissen de vrijwilliger/stagiaire en diens regiocoördinator/begeleider samen of dat op een veilige manier kan. Mondkapjes? Nee, die kwestie speelt helemaal nauwelijks. We volgen de richtlijnen en het afwegingskader dat Sociaal Werk Nederland door Movisie heeft laten opstellen.’

Nieuwe samenwerkingspartners
Verrassend genoeg zorgt de lockdown ook voor nieuwe samenwerkingspartners. Irene Domburg: ‘In een van de wijken van Utrecht hebben praktijkondersteuners van de huisartsen (POH) gebeld met hun patiënten die kampen met psychosociale klachten. Sommigen van hen zijn nu gekoppeld aan vrijwillige maatjes die contact met hen opnemen. Dat initiatief kwam voort uit het bestaande Netwerk Informele Zorg Utrecht (NIZU), waar wij aan meedoen. De samenwerking tussen “formele” en “informele” zorg heeft in de afgelopen periode sowieso een zetje gekregen. Of we die na de lockdown kunnen vasthouden? Daar ga ik wel van uit.’

Datzelfde geldt hopelijk ook voor de aanwas van nieuwe vrijwilligers. ‘En het leuke is: we hebben er veel jónge vrijwilligers bijgekregen. In de stad Utrecht zijn ze gezien de studentenpopulatie sowieso al wat jonger, maar voor de buitengebieden is dat nieuw. En van hen hoor je vaak: “Ik merk nu dat vrijwilligerswerk helemaal niet zo ingewikkeld is en niet zo veel tijd kost. Je krijgt al heel veel voldoening van een uurtje met iemand bellen.”’

En de nieuwe online dienstverlening? ‘Weet ik niet. Sommige hulpvragers, vrijwilligers en stagiaires hechten erg aan fysieke ontmoetingen. Maar voor een deel van onze eigen werkprocessen blijkt beeldbellen behoorlijk efficiënt. Sowieso vind ik dit een heel bijzondere periode, het geeft me veel energie. En wat ik ook merk: de kracht in de wijk lijkt groter. Meer mensen zijn overdag thuis en houden elkaar een beetje in de gaten. Als we ook dat nou eens konden vasthouden…’