Nieuwsbericht

Deel 2: First Time Right: intensieve en professionele begeleiding van statushouders

5 februari 2019 | 7 minuten lezen

Integratiebeleid in Alphen aan de Rijn
Met de regierol van gemeenten in het vizier, gaat Sociaal Werk Nederland in 2019 met leden op zoek naar goede voorbeelden van integratie en inburgering van statushouders. Deel 2: de aanpak van Alphen aan den Rijn.

Hoe kun je eraan bijdragen dat statushouders zich zo snel mogelijk thuis voelen? In Alphen aan den Rijn trekken de gemeente, verschillende maatschappelijk organisaties en vrijwilligers samen op om op die vraag nieuwe antwoorden te vinden. Maar wat is snel? En wat is je thuis voelen? Wie zijn er betrokken? En wat doe je dan allemaal met en voor statushouders? De vier onderscheidende kenmerken van de aanpak van Alphen aan de Rijn op een rij.

Kenmerken van statushouders in Alphen aan den Rijn

  • overgrote deel komt uit Syrië en Eritrea
  • toename van politieke vluchtelingen en statushouders met medisch dossier
  • een derde is alleenstaand
  • de helft is een nareiziger
  • vooral relatief jonge mensen
  • van 39% is het opleidingsniveau onbekend.
  • een derde heeft een lage opleiding of is analfabeet
  • de rest heeft een middelbare opleiding of is hoog opgeleid


Wat willen statushouders zelf eigenlijk?
Alphen aan den Rijn wilde het anders doen. Vooral méér doen dan wat wettelijk moet. Een standaardtraject maatschappelijke begeleiding, je handtekening onder een participatieverklaring en dan ben je klaar…? Nee, vond de gemeente. Dat kan beter, sneller, intensiever en veel leuker.
Voordat ambtenaren zelf aan het fantaseren sloegen over hoe dan wel, hebben ze eerst statushouders in Alphen aan den Rijn gevraagd waaraan zij behoefte hadden toen zij net in de gemeente kwamen wonen. Uit deze peiling ontstond de richtlijn waarlangs Alphen aan den Rijn nieuw beleid ontwierp:

  • wijs me de weg (letterlijk in de buurt)
  • leg me uit (hoe werken dingen hier?)
  • leer me de taal
  • geef me ruimte om te ontwikkelen (vrijwilligerswerk, opleiding)
  • en begeleid me naar werk.

Aan de hand van die richtlijn maakte Alphen aan den Rijn nieuw beleid met vier opvallende (succes)kenmerken:

1. Professionals voorop
Alphen aan den Rijn vertrekt vanuit het principe “First Time Right”: wat je aan het begin goed doet, moet duurzaam zijn. En integratie is zo’n proces dat je wat Alphen aan den Rijn betreft het beste intensief en goed aanpakt, zodat nieuwe inwoners zich zo snel mogelijk echt thuis voelen en hun eigen weg kunnen vinden.
Vanuit die insteek is gekozen voor goed getrainde professionals die direct betrokken zijn bij het persoonlijke inburgeringsproces van iedere statushouder. Individueel maatwerk dus, geboden door een betaalde kracht. Volgens Alphen aan den Rijn is die combinatie ook belangrijk omdat de problematiek waarmee veel statushouders kampen (13% depressie, 25% PTSS), vraagt om professionele begeleiding. Er is een nieuw profiel opgesteld voor de professionals die dit het beste kunnen doen, waarbij transculturele expertise centraal staat.
Naast deze professionele begeleiding, kunnen statushouders ook ‘intermediairs’ inzetten. Dit zijn betaalde ervaringsdeskundigen die inzetbaar zijn voor belangrijke gesprekken tussen een statushouder en uiteenlopende professionals over de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Bijvoorbeeld bij een gesprek op de school van hun kind of een gesprek met een jeugdarts.

2. Pre-huisvesting: een snel en warm welkom kort na ‘de koppeling’
Het Nederlandse beleid is dat wanneer vluchtelingen in het azc horen dat ze status krijgen, ze zo snel mogelijk ook weten wáár ze gaan wonen. Dit heet ‘de koppeling’. In de ideale situatie kun je dan als statushouder ook snel verhuizen naar je nieuwe gemeente; in de praktijk kan dat helaas ook weken, maanden of zelfs jaren duren.
Om de vaart erin te houden en mensen snel kennis te laten maken met hun toekomstige woonomgeving, doet Alphen aan den Rijn  aan ‘pre-huisvesting’. De gemeente nodigt nieuwe inwoners na de koppeling standaard uit om op bezoek te komen (warm welkom). Het lukt meestal om op korte termijn na de koppeling een kleine groep (zo’n vijf statushouders) samen uit te nodigen. Ze krijgen bij voorkeur in hun eigen taal een afwisselende ochtend of middag aangeboden, startend met een film over de belangrijkste instanties in Alphen aan den Rijn (taalschool, politie, ziekenhuis etc..) Deze film is gemaakt door Syrische vluchtelingen. Verder staat op het programma informatie over wonen in Alphen aan den Rijn, de Inburgering en het Participatiespoor (maatschappelijke begeleiding en het participatieverklaringstraject), en de rechten en plichten die aan een uitkering zijn verbonden. Bovendien krijgen ze uitleg over wie hen straks komt ondersteunen bij hun integratie in de stad.  Dit is op de huisvestingsdag.

3. Participatiespoor: kort, krachtig en ‘show, don’t tell’
Eenmaal in Alphen aan den Rijn gaan statushouders de verplichting aan om twaalf maanden deel te nemen aan een traject (het ‘participatiespoor’) om participatie en integratie op gang te trekken. In andere gemeenten duurt dit soort trajecten gemiddeld vierentwintig maanden.
Het verkorte maar intensieve jaartraject in Alphen aan den Rijn zit vol diverse activiteiten, waarbij er één dag uit springt: het “PVT”. Door een samenwerking van diverse partijen krijgen statushouders groepsgewijs de kernwaarden van het leven in Alphen aan den Rijn en Nederland op creatieve manier toegelicht; denk aan gelijkheid, vrijheid van meningsuiting etc.
Uitgangspunt daarbij is ‘show, don’t tell’: hoe breng je de boodschap over als je te maken hebt met een taalbarrière, diversiteit aan opleidingsniveau, achtergrond en culturele verschillen? Door te laten zien wat je bedoelt en nieuwelingen de inhoud van begrippen te laten ervaren. Middels een combinatie van spel (bv. het ‘vooroordeelspel’), beweging, informatie en de vindbaarheid van belangrijke plekken in de stad.

Gedurende het hele jaar wordt ingezet op het vertrouwd raken met de nieuwe omgeving, sociale activering, vrijwilligerswerk, studie en uiteindelijk job ready zijn vanuit een stabiele situatie. Door te zoeken naar collectieve thema’s wordt een groot deel van de individuele vragen van klanten ondervangen. Elke week worden er een of meerdere workshops aangeboden door Tom in de buurt in samenwerking met uiteenlopende netwerk- en ketenpartners. Denk aan de GGD (Gezond leven met elkaar), opvoedingsvraagstukken, zorgverzekering, budgetteren en administreren, vrijwilligerswerk en onderwijs.

Door de complexiteit van de hulpvragen en het verschil in achtergrond en niveau blijft de noodzaak van individueel maatwerk bestaan. Na het traject van 12 maanden kunnen die statushouders die nog ondersteuning nodig hebben, gewoon instromen in het reguliere aanbod van Tom in de buurt.

Tom in de Buurt is een consortium van 8 zorg- en sociaalwerkorganisaties die één aanspreekpunt vormen voor burgers en de gemeente. Tom heeft een brede en flexibele opdracht en is er voor zowel lichte ondersteuning, buurtwerk, (ouderen- en jeugd)zorg, dagbesteding en tegenprestatieopdrachten vanuit de Participatiewet.


4. Integraal: geen beleidsleus maar werkelijkheid
De termen ‘integraal’ en ‘samenwerken’ hebben zeggingskracht verloren omdat ze in het sociaal domein al enige tijd bijna in iedere zin voorkomen als een belangrijke doelstelling van de transformatie. Daardoor lijkt integraliteit absoluut geen onderscheidend kenmerk, maar in Alphen aan den Rijn is integraliteit veel verder gegaan dan een beleidsambitie. In Alphen aan den Rijn heb je het inmiddels redelijk bekende concept Tom in de buurt, hoofdaannemer van sociale opgaven in Alphen aan den Rijn (zie kader).
Tom werkt specifiek rond integratie met de onderaannemers Boost en Alphen Beweegt, twee andere samenwerkingsverbanden in de stad. De verhouding tussen de gemeente en deze integrale samenwerkingsconstructies is intensief en op basis van partnerschap, vanaf de opdrachtformulering en inkoop tot en met de evaluatie, resultaatsturing en verantwoording. Ook wordt er in de uitvoering intensief samengewerkt tussen Tom in de Buurt en het leerwerkbedrijf Rijnvicus. Deze samenwerking versterkt de kans van de statushouder op het uiteindelijk vinden van (regulier) werk. En daarmee volwaardig deel kunnen uitmaken van onze maatschappij.

Zijn deze vier kenmerken ook effectief?
De doelstelling van alle partijen in Alphen aan den Rijn is dat statushouders een duurzame relatie met de samenleving kunnen opbouwen. Dat zij naar eigen vermogen meedoen en een plek innemen op de arbeidsmarkt. Een belangrijke pijler is dus om deze mensen vaardigheden mee te geven om job-ready te kunnen zijn.
De hierboven geschetste intensieve en professionele (dus betaalde) aanpak laat zien dat Alphen aan den Rijn flink investeert in de integratie van statushouders. Hoe effectief is dat beleid in de praktijk?

De huidige Alphense aanpak is nog maar twee jaar aan de gang. Dat is nog te kort om de impact in de volle breedte te kunnen vaststellen. Wel is de gemeente met de aanbieders volop bezig om de effecten in beeld te brengen. Zo maken de professionele begeleiders van Tom gebruik van de Piëzo-methode om te sturen op de ontwikkeling van statushouders. Deze methode is er op gericht om mensen die gedeeltelijk of geheel ‘buiten’ de samenleving staan, te stimuleren en te begeleiden bij participatie, integratie en emancipatie. Onderdeel van deze methode is een deelnemersvolgsysteem waardoor ontwikkeling meetbaar wordt. Enkele resultaten:

  • Bij 91% van de (maatschappelijke) trajecten realiseert de Alphense aanpak binnen 12 maanden stabilisatie/stijging op de zelfredzaamheidsmatrix
  • 80% van de statushouders geeft aan dat er na afronding van het participatiespoor geen vervolgtraject in het reguliere aanbod noodzakelijk is en dus binnen 12 maanden (i.p.v. 24) goed op weg is geholpen
  • 66% van de statushouders voert binnen 12 maanden structureel vrijwilligerswerk uit
  • 30% van de statushouders is binnen 12 maanden job-ready conform de Piëzo-methode. Er ligt dan een stabiele basis om werk te vinden.

In combinatie met de instrumenten vanuit het Leerwerkbedrijf Rijnvicus zorgt deze intensieve begeleiding ervoor dat een behoorlijk aantal statushouders in Alphen aan den Rijn uitstroomt naar een opleiding (5% in 2018) dan wel naar regulier werk (22% in 2018, tegenover landelijk 11%).

Nogmaals: twee jaar is te kort voor een gefundeerd oordeel, maar de eerste geluiden zijn hoopvol.
 

2021: gemeenten krijgen weer regie op inburgering en integratie
Minister Koolmees geeft gemeenten vanaf 2021 de regie op terug op inburgering en integratie (lees hier “Hoofdlijnen veranderopgave inburgering”). Gemeenten zijn daar blij mee, vooral omdat ze dan kunnen aansturen op een integrale aanpak (zie bijvoorbeeld het pleidooi hiervoor van de G40 en een uitzending van EenVandaag over de evaluatie onder gemeenten). Tegelijkertijd is “regie” niet zomaar de oplossing: wat betekent dat eigenlijk? Is dat op het niveau van financiering, monitoring, zelf uitvoeren, aansturen? Wat zijn hierin de geleerde lessen van de inburgering van vóór 2013? Toen was er immers volop regie. Ditzelfde geldt voor de belofte van de “integrale aanpak”: hoe integraal is integraal? Wat valt daar wel en niet onder? Hoe geef je integraliteit vorm: alles in handen van één (aansturende of ook uitvoerende) organisatie? Is dat een kwestie van goed afstemmen? En doe je dat dan parallel of volgordelijk?

Goede voorbeelden: lering uit verleden en heden
Gemeenten krijgen een grote klus op hun bord. We gaan er vanuit dat gemeenten lering trekken uit het (eigen!) verleden en vooral uit het toenemend aantal onderzoeken dat inzicht verschaft in wat wel en niet werkt bij (arbeids)integratie van statushouders. En dat de reeds bestaande goede praktijken of pilots gedeeld en benut worden.