Nieuwsbericht

De drie genomineerden voor de sociaal werker van het jaar vertellen hún corona-verhaal

Chris Bos
7 april 2020 | 6 minuten lezen

We vroegen de drie kandidaten voor de titel Sociaal Werker van het Jaar hoe zijzelf en hun organisatie hun werkwijze hebben aangepast aan de nieuwe tijd. Het zijn Simone Duin (sociaal werker jeugd bij MeerWaarde, Haarlemmermeer), Marloes Olde Hampsink (sociaal werker, opvang onderdak en wonen/wijkcoach bij SMD/Wijkteams, Enschede) en Marcel van Eck (gezinswerker/sociaal werker bij Lokalis, Utrecht).

Om maar met de deur in huis te vallen: wat doet covid-19 met jullie dagelijks werk?
Marcel
: ’De impact is gigantisch. Iedereen werkt thuis: we overleggen via Zoom en WhatsApp. We spreken elkaar alleen live als het echt niet anders kan, in overleg met de manager. Dat geeft een totaal andere dynamiek. De afgelopen week hebben we een flinke sprong gemaakt om kinderen in kwetsbare situaties toch op te vangen of onderwijs te bieden. Het is ontroerend om te zien hoe snel partijen zoals onderwijs, sociaal makelaars en de jeugdgezondheidszorg de handen ineen hebben geslagen. De coronacrisis geeft een enorme boost om écht samen te werken.’
Marloes: ‘Alle spreekuurlocaties zijn dicht maar één centraal punt blijft open. We doen veel meer online. We hadden daar al een programma voor: Jouw Omgeving. Dat is geschikt voor interactief contact met cliënten. Dat wordt nu door veel meer mensen gebruikt. Ze moeten wel even over een drempel, zowel hulpvragers als hulpverleners trouwens. En dat is soms heel verrassend. Zo had een collega contact met een jongere met een redelijke simpele vraag voor een indicatie. Iemand met een stevige voorgeschiedenis van wie je denkt: “die is niet geschikt voor online hulpverlening, dat is vast te ingewikkeld.” Wat bleek? Hij heeft het ondersteuningsplan dat nodig is voor de indicering online vrijwel helemaal zelf ingevuld. Dat scheelt enorm.’
Simone: ‘De maatschappelijke impact voor de samenleving is groot. Dus ook de impact op het sociaal werk, dat merken we iedere dag. We moeten onze diensten steeds aanpassen: wat kunnen we nog wel aanbieden? Wat tijdelijk niet en wat in een andere vorm? Gelukkig zijn sociaal werkers innovatief en denken ze nooit in problemen, ook nu niet. Ik zie overal in de organisatie de energie en de bereidheid om op andere manieren invulling te geven aan het werk. Er ontstaan veel mooie dingen, goeie oplossingen voor kleine en grote problemen. En we zijn ook terecht benoemd als vitaal beroep. We zijn hard nodig om bijvoorbeeld bewonersinitiatieven te ondersteunen. Dat kunnen we, daar hebben we veel ervaring mee.’

Doe je nog enig ambulant werk?
Simone: ‘Jazeker, juist nu! We gaan niet meer op huisbezoek maar ik ben heel veel op straat. Er zijn hier nog best veel jongeren buiten om elkaar te ontmoeten. Het advies is natuurlijk om thuis te blijven, maar ze mogen nog steeds de straat op, zolang ze maar afstand houden. Voor ons is de straat dus zeker nog een plek om te horen wat er speelt en om met name jongeren te attenderen op de coronagevaren. Ze zijn niet bang om zelf ziek te worden, maar maken zich vaak wel zorgen over opa of oma. Dan wijzen we hen erop dat ze als drager anderen kunnen besmetten, en we gaan met ze in gesprek over bijvoorbeeld alternatieve vormen van contact met hun grootouders. Dat doen we natuurlijk op 1,5 meter afstand!’
Marcel: ‘Nee, we doen in principe geen huisbezoeken meer, maar ik bel al mijn cliënten op om te horen hoe gaat. Eventueel met beeldbellen, maar cliënten vinden dat niet altijd fijn. En bij ingewikkelde gesprekken is het voor mij ook lastig. Je mist de lichaamstaal, het is vluchtiger, oppervlakkiger - zeker als er ook taalproblemen zijn, of bij vechtscheidingen. Gisteren nog belde een wanhopige vader: “Het loopt hier uit de hand.” Ik heb met de zoon van 14 gesproken en met zijn moeder. Dat kon gelukkig telefonisch worden opgelost. Maar soms blijf je toch achter met het onbevredigende gevoel dat je face-to-face misschien méér had kunnen doen.’
Marloes: ‘We krijgen veel meer vragen rond huiselijk geweld; door bezoekregelingen die vastlopen, grootouders die niet meer kunnen ondersteunen, dat soort dingen. Sommige mensen vallen terug in oude patronen, met het gevaar van nieuwe escalaties. Zo nodig regelen we spoedhulp, alleen die is nog ambulant. En we regelen dat sommige kinderen van probleemgezinnen op school kunnen worden opgevangen. De sociale kaart is hier dik in orde, daardoor hebben wijkcoaches goede contacten met bijvoorbeeld scholen, huisartsen en andere maatschappelijke instanties.’

Hebben jullie al nieuwe methoden ontwikkeld die ook post-corona waardevol kunnen zijn?
Marloes
: ‘De oproep van het kabinet is “blijf thuis”. Maar veel van mijn cliënten hebben helemaal geen thuis! De partijen in de opvang en de gemeente hebben dat heel goed opgepakt. Binnen een week was er een 24-uurs-noodopvang, voor pakweg twintig daklozen. Rest de vraag hoe we ook andere doelgroepen kunnen bedienen, mede vanwege die toename van huiselijk geweld. Dat betekent extra vraag naar opvang. Daar bereiden we ons op voor en dat vereist een goede screening. Daarover heb ik een notitie geschreven voor de wijkteams. Ik ga de stijgende vraag naar huisvesting inventariseren zodat vanuit de gemeente ook gezocht kan worden naar aanvullingen op de maatschappelijke opvang.’
Marcel: ‘Beeldbellen had ik voor de coronacrisis nog nooit gedaan, maar het blijkt heel efficiënt. Niet voor ingewikkelde gesprekken, maar wel voor kort overleg of de casuïstiekgesprekken. We proberen een luisterend oor te bieden, aan te sluiten en verbinding te maken. We ondersteunen ouders en geven advies over hoe je je gezin nu het beste draaiende kan houden. Op organisatorisch vlak hoop ik dat de positieve boost die de integrale samenwerking heeft gekregen na de crisis standhoudt.’
Simone: ‘Behalve op straat zijn we als ambulant jongerenwerk ook actief in de online leefwereld van jongeren. Alle jongerenwerkers zitten nu op Instagram en sommige ook op Snapchat en TikTok. De sociale media zijn nu echt een belangrijk signaleringsinstrument. Online posten jongeren heel veel over wat hen bezighoudt en wat ze aan het doen zijn. Daar kun je makkelijk bij aanhaken. Dat deden we al, maar dat hebben we nu geïntensiveerd. Dat veel van ons werk nu in sneltreinvaart digitaal gaat is bovendien een grote kans voor sociaal werk en voor de doorontwikkeling van blended hulpverlening. Ik hoop oprecht dat dat doorzet.’

Waarover maak je je zorgen?
Marcel
: ‘De extra druk op gezinnen leidt tot méér sociale problemen: huiselijk geweld en kindermishandeling, verslaving, financiële problemen, armoede en schulden. En inmiddels weten we wat permanente geldstress met mensen doet. Mensen worden totaal in beslag genomen door hun geldproblemen. Ze kunnen minder goed nadenken en alleen daardoor al is er weinig ruimte om hun kinderen thuis onderwijs te bieden. Soms kunnen we hen helpen door een schakel te zijn met de systeemwereld; bijvoorbeeld door snel een pgb, een opvangplek of een toeslag te regelen.’
Simone: ‘Wie zien we nu niet? Hoeveel eenzaamheid ontstaat er zonder dat we het in de gaten hebben? En hoe gaat het met de kinderen in gezinnen waar door het thuiswerken spanningen ontstaan? We zullen zeker te maken krijgen met nieuwe vraagstukken. Maar dat geeft ook nieuwe kansen, bijvoorbeeld in samenwerking met het bedrijfsleven. In samenwerking met de Rabobank en lokale ondernemers bieden we binnenkort inwoners die een steuntje in de rug kunnen gebruiken kosteloos een gezonde maaltijd aan. Die link is er dus, daar kun je iets mee.’
Marloes: ‘Het is fijn dat corporaties hebben afgesproken om voorlopig geen huisuitzettingen te doen. Dat geeft lucht. Anderzijds heb ik ook veel te maken met mensen die bij een particuliere verhuurder een kamer huren. Die zijn minder coulant dus vanuit die hoek verwacht ik een grotere toestroom van daklozen. Ook zzp’ers die nu in de problemen raken moeten bijtijds hulpverlening krijgen, zodat ze niet in de schulden raken. De vorige crisis heeft hier veel slachtoffers gemaakt en sommige zag ik uiteindelijk terug in de daklozenopvang. Dat was toen nog nieuw: de “stropdasdaklozen”. Als we er niet vroeg bij zijn krijgen we die straks weer. Dus wees voorbereid.’

Wat betekent dat alles voor de positie van het sociaal werk nu en straks?
Simone:
‘We zijn nog steeds goed aangesloten binnen het lokaal sociaal domein. Overleggen met onze partners gaan online gewoon door. En onze inzet op straat is ook nu onwijs belangrijk, zeker in combinatie met online werk. De wethouder heeft ons daar ook over gebeld, tijdens een rondje “bellen met sleutelfiguren”. Sociaal werk is een belangrijk beroep. Nu investeren in preventie betekent straks zwaardere zorg voorkomen. En ik hoop dat we de erkenning van het sociaal werk als vitaal beroep binnenkort terugzien in onze budgetten. Geen bezuinigingen meer, maar extra geld voor dit belangrijke werk.’
Marcel: ‘Zowel nu tijdens de coronacrisis als in de periode daarna is het sociaal werk keihard nodig. Als we op een creatieve en innovatieve manier met de huidige situatie omgaan ontstaan er allerlei nieuwe kansen en mogelijkheden, zeker als de positieve energie en de intensievere samenwerking die nu zijn ontstaan straks behouden blijven.’
Marloes: ’De preventieve rol van het sociaal werk is niet altijd zichtbaar, maar het maatschappelijke belang ervan is ook nu heel groot: voorkomen dat mensen uitvallen door armoede, stressklachten, noem maar op. Gelukkig zie je nu heel veel creativiteit omdat we hoe dan ook door willen blijven gaan. En ik hoop van harte dat dat ook na de crisis zo blijft: meer lef hebben om te doen wat nodig is en ons niet achter de kaders en onmogelijkheden verschuilen. Dat lijkt me echt fantastisch.’

Foto: Platform Arbeidsmarkt Sociaal Werk