Blog

Redeneer vanuit de eenvoud en niet vanuit de complexiteit!

2 maart 2022 | 4 minuten lezen



Nederland komt bestuurlijk op stoom. Met een kabinetsformatie van ruim 9 maanden achter de rug hebben we er ook lang genoeg op gewacht. Het is nu tijd voor antwoorden op vragen als: hoe gaan we stappen zetten om Nederland sociaal sterker te maken, hoe geven we inhoud aan een alom ervaren verlangen naar meer sociale verbondenheid en betere bestaanszekerheid?

Het regeerakkoord verwoordt het mooi met de titel “Omzien naar elkaar”. Nu is papier geduldig. Dus wat zien we ervan terug in de praktijk, in de buurten waar mensen wonen en leven? Eerlijk is eerlijk; ondanks de lange formatieperiode is er wel veel voorbereidend werk gedaan: door onszelf en met onze partners, maar ook door veel te spreken en af te stemmen met ministeries, VNG en Divosa. Ideeën, voorstellen, coalities om met een kabinet hopelijk tot uitvoering te laten komen.

Inmiddels loopt de agenda goed vol met kennismakingsgesprekken met bewindspersonen en hun ambtelijke top, in mijn vorige vlog vertelde ik al daarover. En dan komen zaken goed bij elkaar: het verkennen van de ambities van een minister of staatssecretaris en het delen van het voorwerk dat we de afgelopen maanden hebben gedaan. Moesten we ons bij de start van het vorige kabinet in de eerste honderd dagen vaak nog zelf uitnodigen, inmiddels worden we gevraagd om toe te lichten wat de rol van het sociaal werk kan zijn bij de plannen van het kabinet. Een ander groot verschil met vier jaar geleden is dat je niet meer hoeft uit te leggen dat sociaal werk en preventie vaak synoniem zijn en dat een sterke sociale basis veel maatschappelijke en medische problemen voorkomt en ook nog kan bijdragen aan een oplossing voor het nijpend tekort aan arbeidskrachten in zorg & welzijn.

De vraag van de bewindspersonen nu is hoe het sociaal werk dan invulling geeft aan preventie. Nog mooier is hun vervolgvraag: wat heb je van mijn ministerie nodig? Zou bestuurlijk Nederland met dit regeerakkoord de kracht van het maatschappelijk middenveld opnieuw hebben uitgevonden? Dat zou een mooie opbrengst van twee corona-jaren zijn. Wij zijn er in ieder geval klaar voor.

Heel kenmerkend was de kennismaking met staatssecretaris Van Ooijen vorige week. Voor ons werkveld zeer relevant, aangezien hij jeugd, preventie en de Wmo in portefeuille heeft. Van Ooijen gaf aan vooral te willen luisteren naar ons verhaal. Samen met voorzitter Lemstra voerden we een uur lang een gesprek over de kracht van aanwezigheid in de wijk, de collectieve benadering en het de-medicaliseren van sociale vraagstukken. Blij was ik ook met de toezegging dat de staatssecretaris gaat spreken op ons jaarcongres op 18 mei

Daags na deze ontmoeting kreeg ik een uitnodigingen van diverse ambtenaren om de komende tijd verder over onze ideeën door te praten. In diezelfde week zaten we ook voor het eerst met Conny Helder, minister voor langdurige zorg aan tafel. Gezamenlijk met onze partners rond ggz-zorg (de GGZ-branches, huisartsen, gemeenten en zorgverzekeraars) in de wijk. We presenteerden daar onze Ontwikkelagenda toegankelijkheid en wachttijden GGZ. Kern van de boodschap is dat zorgverzekeraars en de Nederlandse GGZ aangeven dat de wachttijden in hooggespecialiseerde ggz veel korter kunnen. Voorwaarde is dan wel dat mentaal welbevinden en lichte zorg in de sociale basis vanuit een buurtgerichte aanpak een plek krijgen. Vanuit het oogpunt van sociaal werkers geen nieuws,  maar wel nieuw is dat we dit nu in een gezamenlijke aanpak aan de minister presenteren. En die reageerde enthousiast. Desgevraagd gaf zij aan dat de urgentie hoog genoeg is om vanuit maatschappelijk, financieel én arbeidsmarktperspectief doorbraken te verkennen.

Met minister Helder sprak ik af dat ik nog duidelijker in kaart zal brengen wat de waarde het sociaal werk hierin kan zijn. Net als eerder bij de kennismaking met minister Schouten van Armoedebestrijding en De Jonge voor wijkaanpak hebben wij een duidelijke boodschap:

Sociale vraagstukken hebben geen medische indicatie nodig. De wachtkamer van de huisarts is nu vaak ten onrechte de entree naar sociaal werk. Onder meer bij Welzijn op Recept. Bewoners hebben juist veel meer aan een laagdrempelige toegang voor alledaagse hulp, in de buurt. Een plek waar hun vraag in zijn totaliteit wordt bekeken en met een klein duwtje mee wordt opgelost. Mensen redeneren niet vanuit complexe zorgproblematieken. Hun vraagstukken komen voort uit het dagelijks leven. Zo eenvoudig is dat. Het sociaal werk is daarvoor een optimale regiehouder. Immers, wij zijn al werkzaam in die buurten, zonder indicatie, zonder DBC of wat voor andere behandelingsgrondslag. Wat we nodig hebben zijn gemeenten die indicatieloos en ontschot mogen financieren. Met andere woorden, het moet gemeenten makkelijker gemaakt worden om buurten te financieren, in plaats van inwoners. Dat is dan ook mijn antwoord aan de bewindspersonen als ze vragen:” Als jullie dat willen en al doen, wat heb je dan van mij nodig?”. Dan zeg ik: zorg voor eenduidig en afgestemd beleid (wijk- en buurtwerk is nu een item bij én VWS, én SZW, én Justitie, én Binnenlandse zaken, én Onderwijs…) en geeft gemeenten ruimte. Ruimte om geld mensen te laten volgen en sowieso voldoende geld daartoe, ook nog wel een dingetje. Capaciteit én werkdruk zijn dramatisch in het sociaal werk. 

Met de gemeenten zijn we daartoe al een eind op weg. Want met de VNG praten we deze weken over de toekomstagenda van de Wmo en op 1 april (nee geen grap) hoop ik jullie te ontmoeten op ons gezamenlijke congres: Van Contact naar connectie, samen sterk in de wijk, waar we inhoud willen geven aan de propositie “de winst van het sociaal domein”.

Ondertussen is er geen tijd om achterover te leunen: komende weken spreken we bij justitie over criminaliteitspreventie en rechtsbescherming en gaan we met onze partners in kinderopvang en onderwijs een voorstel maken voor de verrijkte schooldag.

Bij al deze gesprekken wordt mij steeds duidelijker dat we met goede, maar ook met de niet-goede voorbeelden moeten komen om zo de kracht van onze boodschap te onderbouwen. Want dat wat werkt in bijvoorbeeld Terneuzen of Nieuwe Schans, en wat beter moet in Callantsoog of Kerkrade mag niet als alleen maar 'iets lokaals' worden gezien. Uiteindelijk moet overal in dit land een sterke sociale basis met sterk sociaal werk vanzelfsprekend aanwezig zijn. Net als de zorg met die huisarts, apotheek en wijkverpleging. Ik hoop de komende tijd op jullie een beroep te mogen doen om ons gericht daarin te voeden.